top of page

Nee, ik assimileer niet!, column Doorbraak, 4 juni 2021

Bijgewerkt op: 6 sep. 2021

Nationalisme is assimileren


Overpelt, dat stond nog niet eens op de kaart voor de Turken. En België was een vreemd land, nog vreemder dan Duitsland. Daar hadden mijn ouders in Turkije nog nooit van gehoord. De dorpsgenoten van mijn vader dachten dat hij in Duitsland werkte. In die tijd was je een Duitser voor de Turken in de heimat, en een gastarbeider voor de Europeanen.


Het zwarte goud


‘Gastarbeider… wij waren gasten om te werken, maar we werden niet als gasten ontvangen. Wij werden naar het donker, het ondergrondse, gedreven. We zweetten ons de poriën uit het lijf terwijl we de steenkooldampen in onze longen ademden. Het brandde daar beneden. Alsof onze wenkbrauwen en wimpers verschroeiden door de loeihete dampen. We dronken liters water. Je moeder zorgde voor drie thermossen met gekoeld water in mijn lunchpakket. En ik was moe. Altijd. Na mijn eerste werkdag ondergronds heb ik mezelf in slaap gehuild. Verlangde ik naar de eenvoud van mijn dorp. Schapen hoeden en kikkererwten plukken. Onze magen raakten amper gevuld in die tijd, Anatolië hield niet van ons zoals wij van Anatolië hielden. Ik zou geld verdienen, iemand worden in België, gravend naar het zwarte goud in Limburg.’

'We waren goede huisvaders. Leerden onze kinderen lopen voor ze konden stappen. Want ze moesten ambitieuzer zijn dan wij.'

‘We werkten en zorgden voor onze gezinnen. We waren goede huisvaders. Leerden onze kinderen lopen voor ze konden stappen. Want ze moesten ambitieuzer zijn dan wij. Wij kregen het vuil, het zwart onder onze nagels niet weg. Mijn kinderen waren diamanten. Je moeder en ik zouden alles doen om die nagels van jullie proper te houden. De mijnschachten waren elke dag een geheugensteuntje voor eervol werk en ze lokten mij elke dag naar de donkere gangen waar mijn collega’s en ik voor bepaalde tijd afscheid namen van het daglicht. Om dan elke keer als we terug boven kwamen de hemel en de wolken te groeten.’


Mijn vader is soms jaloers als ik lange gesprekken voer met mijn moeder over het Anatolië van vroeger. Hij reageert soms gespeeld verontwaardigd en stoort ons tijdens onze gesprekken. ‘Ik ben ook een kind van Anatolië. Waarom stel jij mij geen vragen, mijn liefste?’


Het is waar. Ik was hem vergeten, want het verhaal dat ik probeer te schrijven in mijn boek is ook zijn verhaal. Dus ik stelde hem één vraag over de zomer van het jaar 1974, toen hij België voor de allereerste keer leerde kennen. Zijn ogen vulden zich al gauw met tranen. Mijn moeder rolde met haar ogen en overhandigde hem een papieren zakdoek.


Etnisch nationalisme


‘Misschien hebben we migratie en vooral de heimat te veel geromantiseerd en moeten we nu ook eens erkennen dat België ook ons land is? Je neemt het mij kwalijk, ik weet het. Ik wil terug naar mijn dorp, maar jij bent hier. Mijn kleinkind is hier. Ik word heen en weer geslingerd tussen Turkije en België. Ik kan je verzekeren dat dat gemis nooit slijt.’


‘En ik weet dat Turkije mij geen rust had gegund als ik er was gebleven. Socio-economisch stond ik nog niet eens op de ladder om mij een weg naar boven te klimmen. Ik werd op afstand gehouden door verschillende factoren, ver weg van de ladder. Ik was een aleviet. Ik behoorde tot een minderheid die niet mocht bestaan in mijn Turkije. Mijn Turkije isoleerde mij en mijn dorp. We leefden tussen de bergen van Anatolië, beleden ons geloof in het donker en in het geheim om toch maar niet betrapt te worden door de gendarmes.’


'Wij waren slachtoffers van een etnisch nationalisme: ofwel onderwierpen we ons, ofwel verzetten we ons'

‘De overheid pootte moskeeën neer in onze dorpen om ons te assimileren, om van ons orthodoxe moslims te maken. Maar wij verzetten ons tegen de assimilatiedwang van een repressief regime dat streefde naar één volk, één religie, één taal in een land waar het Turkse volk juist verlangde naar erkenning en waardering. Wij werden verstopt, vermoord, uitgeroeid, gepest. Wij waren slachtoffers van een etnisch nationalisme: ofwel onderwierpen we ons, ofwel verzetten we ons.’


‘Je moeder lacht altijd als ze praat over de imam in haar dorp in de jaren 70. Hoe zij smalend vertelt over zijn bekering tot het rijk der ketters is van onschatbare waarde. Maar het is de waarheid: het was overleven, het was een machtsstrijd. Zij en haar dorpsgenoten hebben zich verzet tegen de assimilatiedwang van een overheid die imams stuurde naar de alevitische dorpen om ze te islamiseren.’


Een gezond nationalisme


Mijn vader is niet zo’n verhalenverteller als mijn moeder. Hij raakt te snel geëmotioneerd en kijkt dan de andere kant op. Probeert met mij te communiceren in stilte, terwijl hij zijn tranen verstopt voor mij. Maar ik zeg altijd dat mijn ouders niet enkel economische vluchtelingen waren, maar ook dat ze gevlucht zijn voor het nationalisme in hun land. Want dat nationalisme was gevaarlijk, voor hen. En het zou ook gevaarlijk geweest zijn voor hun kinderen, als ze daar waren gebleven.

'Nationalisme betekent domineren. Het betekent assimileren. Daarom geloof ik niet in een inclusief nationalisme'

Mijn vader zegt altijd dat hij mijn gezicht zou missen als ik in Turkije was opgegroeid geweest. Dat hij mij zou moeten opzoeken in de Turkse cellen waarin ik beland zou zijn voor mijn kritiek op het Turkse nationalisme. Ik ben niet met angst opgevoed. Wel met een radar, een zesde zintuig voor nationalistische praat. Ik herken nationalisme van mijlenver. Maar de vraag is: es er een goed of slecht nationalisme? Bestaat er zoiets als een gezond nationalisme? Nationalisme betekent domineren. Het betekent assimileren. Daarom geloof ik niet in een inclusief nationalisme. Ik geloof dat nationalisme uitsluit. Een inclusief nationalisme is een paradox: de ene sluit de andere juist wel uit.


Want wat is inclusiviteit binnen het nationalisme? Offer je een bepaalde cultuur op voor de andere? Ik schreef ooit het volgende over de dubbele nationaliteit: ‘Ik heb verder ook nooit de behoefte gehad om te kiezen tussen beide culturen. Omdat mijn ouders geloofden in de rijkdom van kennis en culturen delen. Ik verlangde wel naar een symbiose van die twee culturen. Dat wat in mijn hart allang een plaats had, zich ook in mijn geest kon nestelen. Pas recent heb ik vrede met het feit dat België en Turkije twee verschillende werelden zijn en dat Turkije niet verenigbaar is met het moderne Westen. Je sluit daarop compromissen met jezelf en maakt opofferingen, waardoor de ene cultuur meer op de voorgrond treedt en de andere dreigt weg te vagen omdat je niet meer gelooft in die verenigbaarheid. Geven en nemen wordt vooral kiezen en schrappen.’


Eerste woordjes


Overpelt was al een opoffering in de positieve zin voor mijn ouders. Bewuste keuzes maken om te integreren in Vlaanderen in de late jaren 70. En niet in de Turkse getto’s van Beringen of Heusden-Zolder wonen. Vrij kunnen kiezen wanneer ze het contact met de Turkse gemeenschap wilden aanhalen. Maar ook vrij kunnen kiezen wanneer ze zich wilden terugtrekken in het veilige Overpelt met hun kinderen.


Mijn vader draait zich naar mij om: ‘Misschien heb je je geschaamd voor mijn gebrekkig Nederlands, Pinar. Misschien was ik niet de beste gesprekspartner bij onze Vlaamse vrienden, omdat ze mij niet altijd verstonden. Het gebeurde vaak dat ik mij ook schaamde omdat ik jou en je broer in verlegenheid bracht nadat ik een Nederlands woord verkeerd had uitgesproken.’

'Het eerste woordje van je moeder was “ajuin”. Het was alsof ze herboren was.'

‘Toen ik na een lange werkdag thuiskwam was je moeder aan de keukentafel aan het huilen. Ik vroeg haar wat er scheelde. Ik dacht dat ze haar ouders miste in Anatolië. Maar zij huilde van geluk omdat ze met onze Vlaamse buurvrouw had gepraat, met gebarentaal en veel gelach. Ze had een ajuinenschil uit de vuilnisbak gegrist en het verwachtingsvol aan Mia, de buurvrouw, getoond. Een ajuin! Jouw eerste woordje was “nee”, het eerste woordje van je broer was “auto” en van mijn kleinkind “bus”. Het eerste woordje van je moeder was “ajuin”. Het was alsof ze herboren was. Alsof haar nieuwe leven pas kon beginnen bij dat eerste woordje in het Nederlands.’


Inspanningen en opofferingen


‘En nu ben ik een gepensioneerde mijnwerker en jij stelt mij vragen over assimilatie en integratie. Ik ben niet geassimileerd, ik ben geïntegreerd. Ik heb kroegentochten gehouden met mijn Vlaamse vrienden. Jouw moeder heeft met Vlamingen gewerkt. Wij hebben het hart van de Vlamingen gezien en dat hart was oprecht. Niemand heeft van mij assimilatie verwacht.’


‘Wij werden in die tijd in Overpelt met argusogen gevolgd. Omdat wij als eerste Turkse koppel neerstreken in een autochtone gemeenschap die de migratiegolf vanop een afstand had gevolgd. En we werden omarmd en opgenomen in die gemeenschap. Zonder dat we werden gediscrimineerd. Er waren andere Turkse gezinnen die wel werden gediscrimineerd. Ik praat discriminatie niet goed, maar zoals ik al zei is integratie een inspanning die je levert en assimilatie een opoffering. Maar je moeder en ik hadden een andere visie over samenleven. Wij hebben al veel opgeofferd. Maar wij zijn altijd, ja nog altijd, bereid om inspanningen te leveren.’

'Samenleven is inspanningen leveren. Zonder dat je je eigen identiteit opoffert.'

En de visie van mijn ouders is voor mij een succesformule. Samenleven is inspanningen leveren. Zonder dat je je eigen identiteit opoffert. Mijn vader slurpt luid van zijn thee. Hij kijkt naar mij en knipoogt: ‘Schrijf maar op, ik eet börek en drink Turkse thee. Je lezers zijn welkom om met mij een pilsje te delen. Maar ik assimileer niet!’

Gerelateerde posts

Alles weergeven

De mythe van de maagd vs gedwongen maagdelijkheid

Woorden doen er altijd toe. In elke context, in elke communicatie, geschreven of gesproken. Perceptie kan alleen maar veranderen als er voldoende nuance kan gebracht worden over éénder welk onderwerp.

September in Ankara, column Vrij Links, 13 september 2021

Ik overleef. Hoe reageer je op zo’n antwoord als je vraagt hoe het met iemand gaat? Ik trek een lange teug van mijn Marlboro Light en zwijg. Baran zit op een krukje haar vuile werkschoenen te poetsen:

bottom of page