Tijdens het schrijfproces van dit boek is mijn vader abrupt naar Turkije vertrokken. Zijn jongere broer van zeventig jaar was in een coma beland na een hartinfarct. Mijn neven vertelden mijn vader dat hij misschien best naar Ankara kon vliegen om zijn broer misschien voor een laatste keer te zien. Gelukkig is hij ondertussen ontwaakt uit zijn coma en terwijl ik dit boek schrijf praat ik met mijn vader, die nog altijd in Ankara vertoeft aan de zijde van zijn broer, over de Turkse verpleegkundige.
Â
‘We zien de verpleegkundige niet vaak. Enkel als ze een medicatieronde doet. Je tante en neef zijn belast met de hygiënische zorgen. De familie is betrokken in alles: wassen, lakens verversen, helpen bij eten en drinken. Dat is de gewoonte hier. De verpleegkundige voert enkel verpleegkundige taken uit. Ik heb hier al enkele verpleegkundigen gesproken over jouw takenpakket in het ziekenhuis. Ze reageerden allemaal heel verbaasd. De verpleegkundigen worden hier ook allemaal met een zeker ontzag benaderd. De Turkse artsen zijn zeer bereikbaar. We zien en spreken ze elke dag.’
Â
De volgende dag sleur ik mijn moeder mee voor een zoveelste afspraak bij de endocrinoloog om haar bloedwaarden te bespreken en bij te sturen waar nodig. De endocrinoloog is van Griekse afkomst met wie ik een tijdje in het ziekenhuis heb samengewerkt. We praten over de vlucht uit de zorgsector. We zijn beiden pessimistisch, ik meer dan hem.
Â
‘Wat stel je dan voor?’, vraagt hij.
Â
Ik antwoord dat ik geen expert ben maar vertel meteen over de Turkse zorgaanpak (die trouwens ook niet perfect is, laat daar geen twijfel over bestaan) en de verpleegkundigen. Hij knikt enthousiast en zegt dat Griekenland evenzeer de familie betrekt in zorgsettings.
Â
‘Maar denk je dat we die piste moeten bekijken, Pinar?’
Â
‘Ik denk het wel. Ik denk dat we de zorgcultuur van onze landen hier moeten integreren. Ik denk dat zorg geen prijs mag hebben en dat het narratief van onze mensen moet veranderen van ‘ik betaal daarvoor’ naar ‘ik steun de zorg van mijn moeder, vader…’.’
Â
En hier knelt het schoentje. Wij willen verzorgd worden, te allen tijde, onvoorwaardelijk. De laagdrempelige zorg moet behouden blijven. Zorgverleners moeten goede zorg verlenen. Maar wat is goede zorg? Kan iemand het definiëren? En zijn zorgverleners dag en nacht zorgverlener? Wat maakt dat we de aanwezigheid en de beschikbaarheid van zorg als een evidentie zijn gaan beschouwen? Ik herinner mij dat ik op een zondagnamiddag nog aan het bekomen was van de slaaproes na een nachtdienst toen er werd aangebeld. Mensen kennen mensen pas als ze iets nodig hebben. Herinner u mijn anekdote over mijn eenzame isolatie tijdens drie Covid-besmettingen. De buurman die een bedlegerige vrouw heeft, die elke dag drie keer een thuisverpleegkundige nodig heeft voor de basiszorgen van zijn vrouw, stond aan mijn deur omdat zijn vrouw lichtjes koortsig was. Ik repte mij in mijn pyjama naar haar en stelde een lichte koortsstijging vast. Maar als verpleegkundige, die de medische voorgeschiedenis niet kent van de betrokkene, kan je moeilijk instructies geven. En al zeker geen instructies om medicatie in te nemen. Dus had ik maar voorgesteld om een huisarts van wacht te bellen. De volgende dag ben ik terug gegaan naar de buurman om te vragen of alles in orde was. De koorts was gedaald, ze hadden op eigen initiatief een pijnstiller en een ontstekingsremmer genomen want de vrouw was gekend met periodes met lichte koortsstijgingen. Maar ik was nu betrokken in hun ziektebeleving, ongewild ga je als zorgverlener toch eens kijken voor je eigen gemoedsrust. Je wilt geen nare ontwikkelingen op je geweten hebben. Ook al ben je op dat moment niet operationeel als zorgverlener en ben je aan het bekomen van een ziekenhuisdienst, je wordt ongewild betrokken in de ziektebeleving van mensen die de laagdrempelige zorg best letterlijk toepassen.
Â
En wat te zeggen over die ene buurvrouw die maar niet uitverteld geraakte over haar sinussen en aambeien nadat ze mij in mijn witte schort in mijn auto zag stappen. Of mensen die verwachten dat je gratis een spuit op voorschrift kan zetten bij hen, ze bestaan echt! Een thuisverpleegkundige bellen is blijkbaar te veel gedoe. Ik zwijg nog over de vele mensen die mij via mijn sociale media accounts in privé berichten vragen stelden over hun gezondheidstoestand terwijl ik die dag een zware dienst had gedraaid in het ziekenhuis. Wanneer ben je geen zorgverlener meer?
Â
‘Mijn voet jeukt, wat nu?’
‘De dokter zegt dat ik die medicamenten moet nemen om mijn cholesterol onder controle te houden, wat denk jij?’
‘Er is diabetes vastgesteld bij mij, ik weet niet zo goed wat ik ermee moet doen?’
‘Ik ben depressief en ik kan met niemand praten. Ik denk aan zelfmoord.’
‘Mijn kind is gevallen, wij zitten op de spoeddienst van een ziekenhuis. Misschien kan jij mij deze nacht online gezelschap houden?’
Â
Dat laatste berichtje had een moeder om twee uur ’s nachts gestuurd. Ik ken niemand persoonlijk, ik heb deze mensen nog nooit ontmoet. Dit zijn maar een aantal van de berichten van onbekende mensen die mij op onverklaarbare nachtelijke uren een bericht hebben gestuurd terwijl ik aan het slapen was na een vermoeiende dienst in het ziekenhuis. Ik wil de machteloosheid en de radeloosheid van mensen bij ontwikkelingen rond hun gezondheid of bij slecht nieuwsgesprekken niet minimaliseren. Maar sinds wanneer is de verwachting ontstaan dat zorgverleners altijd bereikbaar en beschikbaar moeten zijn voor de samenleving? Stel je eens voor dat je ’s ochtends je berichten naleest en een bericht van een persoon met zelfmoordneigingen leest. Het eerste wat je denkt is: ben ik te laat? Mensen begrijpen de impact niet van zulke berichten op een zorgverlener. Je verplicht, als het ware, een zorgverlener om te luisteren naar je grieven terwijl die zorgverlener de volgende dag een vroege dienst moet presteren in een ziekenhuis waar de zorgzwaarte immens is. Natuurlijk wil je zorgen voor alle mensen maar een groot hart hebben wil nog niet zeggen dat je zorgkracht even groot is.
Â
Eenzelfde situatie is bij mijn huisarts gaande. Zij bevestigt ook dat meerdere collega-huisartsen dezelfde stress beleven. Huisartsen moeten altijd beschikbaar zijn voor hun patiënten. Mijn huisarts sprak over een situatie waar ze naar een straatfeest was gegaan. De buurtbewoners bestookten haar met vragen over medicatie en gezondheid terwijl ze net na een drukke werkdag met patiënten wilde genieten van een frisse glas rosé in het bijzijn van haar gezin. Ze krijgt dagelijks tientallen telefoons van patiënten die een huisarts zoeken omdat heel veel huisartsen een patiëntenstop hebben ingevoerd. En die patiëntenstop heeft zij ook ingevoerd, terecht! Het is duidelijk, een nieuwe generatie artsen tekent haar grenzen zorgvuldig uit waar privé en werk harmonieus in balans zijn.
Â
‘Ik betaal daarvoor!’
Â
Is de minachting nog niet duidelijk genoeg? Ik betaal dus jij danst voor mij. Ik betaal dus jij zult mijn verwachtingen moeten inlossen. Ik betaal dus jij zal nederig zijn. Ik betaal dus ik moet verzorgd worden.
Â
Zorg, ik ben verbaasd hoe dit thema gevoelens opflakkert bij mensen die niet in de zorgsector werken maar eisen dat de laagdrempelige zorg altijd en overal voor hen draait. Mensen die voor elk pijntje naar de spoeddienst van het dichtstbijzijnde ziekenhuis trekken als ze geen huisarts meer kunnen bereiken zijn nu geen uitzonderingen meer. Kijk alleen maar naar de berichtgeving. Mensen gaan zelfs voor een papiersneetje op de vinger naar de spoeddienst. De huisarts die overwerkt is, die overstelpt is met te veel administratie, het ziekenhuispersoneel dat onderbemand is, bedden die niet meer beschikbaar zijn. We hebben nergens meer oren naar. Wij moeten verzorgd worden en het liefst nog goede zorg krijgen. Want laagdrempelige zorg is ons privilege.
Â
En dan kom ik bij mijn kernvraag of men goede zorg kan definiëren. In onze studentenjaren leerden we dat we degelijke, kwaliteitsvolle zorg moesten aanbieden aan de mensen. Hoe vaak ik wel niet heb gehoord van docenten dat je exact dezelfde zorg moet bieden als de zorg die je voor je ouders wenst. Is dat niet de evidentie zelve? Ik heb die zin nooit bij een stagiair herhaald omdat ik denk dat zorg uniek is en voor iedereen anders in te vullen is. Maar goed laten we die oefening maken, een verblijf in een ziekenhuis is voor niemand onvermijdelijk.
Â
Ik wil zorg krijgen waar mijn aandoening en behandeling duidelijk wordt uitgelegd. Ik wil zorg krijgen waar men mijn zelfredzaamheid en onafhankelijkheid stimuleert. Ik wil afspraken kunnen maken met zorgpersoneel rond mijn behandeling. Ik wil niet elke nacht om de twee uur wakker worden door het nachtlampje van de verpleegkundige die haar toer doet over de dienst. Ik wil dat men mijn privacy respecteert. Ik wil dat men vraagt naar mijn achtergrond en dat men nieuwsgierig is naar mijn beleving van ziekte en gezondheid. Ik wil niet kijken naar het gezicht van een verpleegkundige en denken dat ik haar beter geen vragen stel over mijn behandeling omdat ze het al zo druk heeft. Ik wil niet de zoveelste patiënt zijn. We zeggen altijd dat alle patiënten uniek zijn maar we behandelen onze patiënten als de zoveelste kamer die wij moeten betreden om parameters op te nemen. Ik wil geen patiënt zijn voor de arts maar gewoon Pinar die ziek is. Ik wil niet gereduceerd worden tot een bloedwaarde maar ook echt gezien en gehoord worden. Ik wil dat de verpleegkundige en de arts mij zien. Ik wil een veilig gevoel hebben in een zorgomgeving, ik wil een vertrouwensrelatie opbouwen met de mensen die aangesteld zijn om mij te behandelen. Ik wil niet eindeloos blootgesteld worden aan verschillende onderzoeken die niet nodig zijn en die mijn levenskwaliteit niet zullen verbeteren. Ik wil vooral een gezicht voor mij hebben, of het nu een verpleegkundige is of een arts, die mij garandeert dat ik in goede handen ben.
Â
En dat, beste lezer, is ook wat elke zorgverlener wil voor zijn of haar patiënten. Verpleegkundigen keren de zorgsector de rug toe omdat ze niet meer kunnen zorgen voor de mensen. Het begrip ‘menswaardige zorg’ is zo vaak gevallen tijdens de interviews die ik voerde met de zorgverleners. Mensen krijgen het niet meer verwerkt als ze hun patiënten niet meer de zorg kunnen geven die ze verdienen: kwalitatieve zorg voor de mens. Ziekenhuizen, woonzorgcentra en andere zorginstellingen kunnen niet bestaan zonder verpleegkundigen. Goede zorg kan enkel toegepast worden als er gekwalificeerd personeel is. Maar de ongemakkelijke waarheid is dat niet enkel het beleid verantwoordelijk is voor de vlucht uit de sector maar ook de samenleving. Het beeld van onvoorwaardelijke zorg in de tijd van Florence Nightingale is niet meer van deze tijd. In een eeuw waar de wereld van de geneeskunde is geëvolueerd is de wereld van de verpleegkunde blijven stilstaan. De verpleegkundige is nog altijd vaak vrouwelijk, volgzaam, behulpzaam en een schaduw van de arts. Daarnaast is het misbruik van de laagdrempelige zorg een ontwikkeling van de laatste jaren die zorgt voor verhitte discussies.
Â
Mensen menen dat ze het alleenrecht hebben op een maatschappelijk privilege waar we allemaal voor bijdragen. Het solidariteitsprincipe, waar ik zo veel bewondering voor heb en waar elke zorgverlener met hart en ziel hoopt dat het nooit zal verdwijnen in ons zorgsysteem, staat onder druk. Maar een vrouw verwoordde het ooit op een manier waar de tranen in haar ogen klaarstonden om te stromen:
Â
‘Ik ben een hypochonder en ik vind dat mijn huisarts mij moet geruststellen telkens als ik een sproetje op mijn huid in vraag stel of een puist op mijn gezicht zie. Als hypochonder heb ik nood aan die benadering.’
Â
Men leest het waarschijnlijk niet graag maar er bestaat ook een behandeling voor hypochondrie.
Â
Men is het er allemaal over eens dat het beroep van een verpleegkundige het meest nobele en waardevolle beroep is dat er maar kan bestaan. Toch zien we de woorden niet omgezet worden in daden. Als we het beroep van een zorgverlener zo waarderen, waarom is de vlucht uit de sector dan een feit? Waarom moeten we Indische verpleegkundigen vragen of ze het naderende zorginfarct in ons land willen oplossen? Een nobel beroep wordt beschermd en gekoesterd. Deze samenleving heeft meer respect en ontzag voor de politici die het verpleegkundig beroep hebben gedegradeerd dan voor het zorgpersoneel. Het wordt tijd dat wij ook een deel van die verantwoordelijkheid op ons nemen.
Toen ik over dit boek sprak met verschillende beleidsmensen, raadde iedereen het mij af.
Â
‘Ja maar, de vlucht uit de sector is zeer complex, dat kan je niet in een boek samenvatten.’
‘Probeer er iets positiefs van te maken.’
‘Wees niet te sceptisch of te kritisch.’
‘Vertel ook over de mooie kanten van het beroep van een verpleegkundige.’
Â
Ik schrijf dit boek als een verpleegkundige die de sector heeft verlaten. Er vroeg niemand naar de redenen van mijn beslissing om het beroep niet meer uit te oefenen. Er was een beleidsmaker die vond dat als je ontevreden bent over de gang van zaken je net moet blijven om het probleem op te lossen.
Â
‘Wel, ik sta hier toch, waarom vraag je mij niet waarom ik de sector verlaat?’
Â
‘Je zult je redenen wel hebben maar ik merk ook dat je heel gevoelig reageert dus ik denk niet dat we rationeel kunnen praten hierover.’
Â
Waren niet de woorden van een man maar van een vrouw. Het voelt aan alsof dit boek niet gewenst is. Noch door het beleid, noch door de samenleving. Omdat het ongemakkelijk wordt om te praten over zorg. Het raakt een onderbelicht kantje dat wij decennialang hebben genegeerd. We hebben niet alleen het zorgpersoneel verwaarloosd maar we hebben de laagdrempelige zorg misbruikt.
Â
Â
Â
Â
Â
Â
Â
Â
Â
Commentaires