top of page

Interview Nadine Jacobs, verpleegkundige en lector verpleegkunde.

Nadine Jacobs (56 jaar) vult verschillende rollen in: ze is moeder van vier kinderen, echtgenote, verpleegkundige en lector verpleegkunde aan een hogeschool in Limburg. Ze is sinds kort ook een puppy-moeder van twee viervoeters die tijdens het interview nieuwsgierig komen snuffelen aan mijn benen. Bescheidenheid siert haar, ze vraagt zich onterecht af of ze wel iets boeiends te vertellen heeft over de zorgsector.

 

Waar werk je, op welke dienst? Hoelang sta je al in de zorg?

 

Ik werk deeltijds als verpleegkundige op de dienst hematologie in een regionaal ziekenhuis. Daarnaast geef ik deeltijds les op de hogeschool: ik geef les in het eerste jaar van de bacheloropleiding over de anatomie en fysiologie van het menselijk lichaam. In de brugopleiding In de brugopleiding zijn dit de blokken klinische zorgtrajecten en hematologie/oncologie. Verder behoren stagebegeleiding en persoonlijke ontwikkeling ook tot mijn takenpakket.

 

Ik sta al 34 jaar in de zorgsector. In die tijd heette de opleiding gegradueerde verpleegkundige, dat is nu de bacheloropleiding. De HBO5-verpleegkundige was de gebrevetteerde verpleegkundige toen. Dan had je ook de opleiding voor verpleegassistente en die duurde maar twee jaar.

 

Ik ben na mijn opleiding onmiddellijk in het werkveld gestapt. Daarna heb ik mijn job gecombineerd met een bijkomende opleiding aan de universiteit om mijn licentiaat te halen. Dat was vooral om meer kansen in de sector te krijgen. Die opleiding heb ik verspreid over vier jaren. Ik heb altijd heel graag gestudeerd, nu nog trouwens. Ik geef nu ook al tien jaar les aan de hogeschool.

 

Ik werk nog altijd, na al die jaren, bij dezelfde werkgever. Ik heb op verschillende verpleegafdelingen gewerkt: geriatrie, cardiologie, nefrologie, urologie. Ik ben ook vervangend diensthoofd geworden op urologie. Verder heb ik als diensthoofd ook gewerkt op een andere campus van het ziekenhuis op de dienst neurochirurgie.

 

Waarom verpleegkunde?

 

Verpleegkunde was niet mijn eerste keuze. Ik heb eerst een jaar geneeskunde geprobeerd, maar daar was ik niet slim genoeg voor (lacht). Daarna ben ik verpleegkunde gaan doen. Vroeger had je vriendschapsboekjes en ik schreef daar als kind al in dat ik verpleegkundige wilde worden. En die droom is dan uitgekomen. Ik heb altijd die passie gehad. Ik werk heel graag met mensen en ik ga ook voor menselijke zorg. Zorgen voor vind ik heel belangrijk. Goed zorgen voor vind ik nog belangrijker. Het totaalplaatje moet kloppen in de zorg: een goed observatievermogen hebben, alles correct communiceren naar de collega’s toe, zorgen dat de patiënt gezien wordt. Ik doe het na al die jaren nog heel graag.

 

Wat waren jouw eerste ervaringen/indrukken als stagiaire in de zorg?

 

In die tijd vond ik de begeleiding door de docenten veel intenser. Zij kwamen nog met ons mee op de dienst werken. Nu is dat binnen de bacheloropleiding niet meer mogelijk. In de HBO5-opleiding wordt dat nog gedaan. Maar dat bedside-leren was heel nuttig voor mij, ook al gaf de aanwezigheid van een docent stress. Je werd gewoon beter opgevolgd. Er werd veel meer op die verpleegkundige technieken geoefend, veel meer op de theorie gefocust. De docent daagde je echt uit op vlak van kennis en techniek. Dat mis ik nu wel op school, die stagebegeleiding aan bed.

 

Ik kan mij niet meer herinneren op welke dienst mijn allereerste stageperiode was maar ik herinner mij wel mijn allereerste patiënt als stagiaire. Die man was opgenomen omwille van een beenamputatie. Dat was heel pittig en confronterend als jonge vrouw van 18 jaar. Ik had nog nooit een man gewassen, begin er maar aan! Dat vergeet ik nooit.

 

Ik werd ook heel goed begeleid door het verpleegkundig team indertijd. We draaiden onderbroken diensten van ’s ochtends 8 u tot 12u30 en van 16 u tot 19 u.  Ik was altijd gekoppeld aan een professional. Er was toen meer tijd om studenten te begeleiden. Er waren minder administratieve taken. Heel die evolutie, op vlak van digitalisering en medische onderzoeken, zorgt nu voor een tijdskrapte ten koste van de studenten en de patiënten.

 

Na mijn studie en stages heb ik meteen een job gevonden in het ziekenhuis waar ik nu nog werk.

 

Wat waren jouw eerste ervaringen/indrukken als professional in de zorg?

 

Ik vind dat nieuwe verpleegkundigen nu veel te snel worden losgelaten. Ik werd indertijd heel nauw opgevolgd en opgeleid door mijn nieuwe collega’s om ingewerkt te geraken. Nu is dat ondenkbaar. Er is gewoon geen personeel. Nieuwe collega’s zouden minstens drie maanden gekoppeld moeten worden aan een verpleegkundige om een degelijke opleiding te krijgen. Zeker op mijn dienst, hematologie, toch wel een zeer complexe verpleegafdeling, zou dat een standaard must moeten zijn.

 

Mijn eerste nachtdienst was op de dienst cardiologie en dat was wel wat beangstigend maar over het algemeen voelde ik mij veilig en comfortabel in mijn nieuwe rol als verpleegkundige. Ik werd onmiddellijk opgenomen in de groep.

 

Tegenover de artsen was en ben ik heel erg respectvol. Ik denk dat ik de hiërarchie niet kan loslaten. Toen was die hiërarchie er en voor mij is die er vandaag nog steeds. Maar dat is mijn fout, ik erken dat. Ik ben heel conservatief op dat vlak en ik spreek alle artsen nog steeds aan met hun titel, ook al staan ze erop dat ik hen mag tutoyeren. De artsen zijn eigenlijk onze opdrachtgevers, zij nemen de beslissingen over het lot van hun patiënten. Voor mij zijn dat nog altijd de behandelaars en wij hun rechterhand. Vroeger durfde ik een arts niet aan te spreken. Maar toen zat de hoofdverpleegkundige ook comfortabel in die hiërarchie. Dus je hoefde nooit rechtstreeks de arts aanspreken, alles moest eerst via de hoofdverpleegkundige verlopen. Een wondzorg uitvoeren bij een patiënt verliep altijd eerst met de goedkeuring van de hoofdverpleegkundige. Die tijd is gelukkig voorbij. Nu vervult een diensthoofd meer de rol van een manager die veel minder bezig is met de specifieke zorgen op een verpleegafdeling. Toen ik nog diensthoofd was kende ik al mijn patiënten. Nu weet het diensthoofd niet wie in zijn ziekenhuisbedden ligt. Ik wil niet veralgemenen natuurlijk, dat zal niet overal zo zijn. Maar ik zie wel een kentering bij de jongere generatie artsen. Ze zijn toegankelijker, niets is te veel voor de assistenten op onze dienst. Er is meer communicatie, er zijn minder drempels.

 

Je leidt ook jonge verpleegkundigen op. Krijg je ze nog gemotiveerd?

 

De jonge generatie studenten, de 18-jarigen, hebben enorm veel ambities. Ze willen het allemaal heel goed doen. Maar vaak kan ik tijdens de les al voorspellen dat ze niet op hun plaats zitten in de opleiding. En die voorspelling is vaak terecht want ze haken dan ook vrij snel af. Wat is die demotivatie op termijn, is er toch te weinig interesse en ambitie of is het een onderschatting van de studie? De eerstejaarsstudenten hebben ook maar één stageperiode dus een volledig beeld over het beroep krijgen ze niet. De brugstudenten onderschatten de studie ook vaak maar dat is eerder door de combinatie van werk, gezin en studie. Maar zij hebben een realistischer kijk op de zaken, ze weten waarover ze praten. Ik werk graag met onze brugstudenten. Iedereen staat ook al op het werkveld als verpleegkundige, iedereen heeft zijn ervaring en kennis en dat kunnen ze dan linken aan nieuwe kennis die ze krijgen tijdens onze lessen. Die professionele groei vind ik enorm waardevol om te zien.

 

Heel veel jongeren willen ook liever leidinggeven dan langs een bed staan. Ik begrijp ze wel. Maar ik krijg ze minder en minder enthousiast voor het vak. Ik heb nu geen inzicht in het aantal inschrijvingen op de hogeschool.

 

Die drive om te werken en te zorgen voor mensen zie ik ook minder bij de jonge generatie. Ik zie geen vuur en passie meer bij de jongeren. Maar misschien geven wij ook te veel input en kennis door aan de studenten en verwachten we te veel. Het beroep en de medische wereld evolueren continu en wij waren misschien te veel geconditioneerd op het helse werkritme van toen terwijl jongeren nu meer weten wat ze willen en hun grenzen ook aangeven.

 

Er is nu een vlucht uit de sector bezig. Meer en meer verpleegkundigen en zorgkundigen gooien de handdoek in de ring. Wat is jouw mening hierover?

 

Door personeelstekort is onze dienst samengevoegd met een andere dienst. Gelukkig ook met een dienst hematologie waardoor de patiëntenpopulatie dezelfde is gebleven. Dus op dat gebied hebben wij en de patiënten geluk. We kennen de ziektebeelden en de procedures. De bedbezetting is honderd procent maar we hebben nu te weinig bedden waardoor onze hematologische patiënten op andere diensten verspreid liggen. Het is pittig, we blijven gaan tot het einde van onze dienst. Eet- en drinkpauzes slaan wij vaak over en dat is zeker niet goed.

 

Heel veel collega’s vertrekken en denken dat het elders beter is. Ze gaan staken om zo hun rechten te eisen maar ik denk vooral aan mijn patiënten. Ik zal bijvoorbeeld nooit gaan staken.   Ik denk niet aan mezelf terwijl ik dat net wel zou moeten doen. Let wel, ik zit in het ziekenhuis in een zeer comfortabele positie: door mijn leeftijd krijg ik meer voordelen zoals arbeidsduurverkorting waardoor ik meer betaalde, vrije dagen per maand krijg. Ik werk ook maar halftijds in het ziekenhuis. Dus ik moet geen lange reeksen werken, dat is zeker een voordeel om de job vol te houden. Ik ervaar die werkdruk niet meer zoals collega’s die voltijds werken. Ik heb altijd voltijds gewerkt tot mijn vierde bevalling, daarna ben ik deeltijds in het ziekenhuis beginnen werken. Maar als hoofdverpleegkundige had ik ook geen last van een variabel dienstrooster. Ik werkte toen in dagdiensten van 8 u tot 17 u en ik had elk weekend vrij. Maar nu werk ik als verpleegkundige op hematologie ook gewoon in een flexibel uurrooster. Ik vind dat zelfs een voordeel. Dat klinkt misschien heel gek maar ik werk graag in het weekend waardoor ik door de week meer vrije dagen heb.

 

Ik mis vooral waardering onderling als collega’s. De laatste jaren is die hechte groepsdynamiek verwaterd. Is dat nu door corona dat we minder hecht zijn, ik weet het niet. Vroeger konden wij mekaar aanspreken over het werk, we praatten meer over onze patiënten. Nu doet iedereen zijn job en op het einde van de dienst vertrekt iedereen naar huis. Je weet niets over je collega’s op vlak van deskundigheid omdat er zo weinig gecommuniceerd wordt. Wat is de reden? We komen altijd terug op tijd he. Mensen zijn te individualistisch geworden. Iedereen werkt zijn patiënten af en gaat naar huis. Je bent niet op de hoogte van wat de andere collega’s doen. We overleggen gewoon niet meer over de zorg. Vroeger werkten we volgens de principes van geïntegreerde verpleegkunde en vandaag gaan wij meer en meer richting taakverpleging. Op die manier zie ik de zorg ook in het gedrang komen, zeker de zorgcontinuïteit wordt niet meer gewaarborgd. Je hebt nu zorgkundigen die de patiënten gaan helpen met hun ochtendtoilet maar ik ben een verpleegkundige die dat net graag zelf doet. Je ziet en hoort meer van je patiënt, vangt meer informatie en signalen op tijdens die momenten.

 

Je ziet het verschil ook niet meer tussen de verschillende zorgverleners: zorgkundigen, stagiaires, verpleegkundigen en logistieke medewerkers dragen hetzelfde uniform. De patiënten zouden die verschillen in zorgberoepen toch moeten kunnen onderscheiden. Ik vind dat heel erg voor de patiënt als hij iets vraagt aan een zorgkundige terwijl die collega hem niet kan helpen. Ik zou willen dat de patiënten wisten tot wie ze zich kunnen richten voor zorgspecifieke vragen. Die zorgkundige zal natuurlijk haar best doen om zijn vraag in te willigen maar het ontbreekt haar aan verpleegkundige kennis.

 

Ik denk dat corona de teams ook uit elkaar heeft gehaald, wij zijn nooit meer het vroegere team geworden. Maar daar kon niemand iets aan doen. Die periode heeft ons ook doen inzien dat we al langer aan het pompen waren en nu zijn we aan het verzuipen.

 

Wat moet het beleid doen? Enerzijds de politiek, anderzijds de directies in de zorginstellingen? Vind je dat er genoeg inspanningen worden geleverd? Wat vind je van arbeidsmigratie?

 

Arbeidsmigratie vind ik geen goede evolutie. Ik maak mij daar echt zorgen over. Mensen beheersen de Nederlandse taal niet goed maar staan wel in voor de zorg van onze patiënten. Ik vraag mij af of een Nederlands taalbad voldoende is voor die collega’s uit het buitenland om volledig operationeel te kunnen zijn in onze zorginstellingen. Daarbij denk ik dat het opleidingsniveau toch serieus verschilt tussen verschillende landen. Maar ik heb daar geen zicht op. Ik heb in het ziekenhuis al gewerkt met zorgkundigen, nieuwkomers, die de taal nog niet goed beheersten. Ik vind dat zo cruciaal in een zorgsetting om de communicatie vlot te laten verlopen. Een zorginstelling mag voor mijn part serieus investeren in specifieke taalopleidingen. Dat kost tijd en moeite. Maar als we dan toch kiezen voor arbeidsmigratie dan is het ook onze verantwoordelijk om te investeren in die collega’s.

 

Ons ziekenhuis bevindt zich pal in het centrum van de stad. Bij ons vertrekken mensen omwille van het gebrek aan een degelijke personeelsparking. Je kan dat een belachelijk argument vinden maar eigenlijk is dat niet zo onlogisch. Collega’s die met de auto naar het werk komen verliezen enorm veel tijd door parking te zoeken in de stad.

 

En het ziekenhuis mag best eens wat meer vertrouwen hebben in zijn eigen personeel. Directe waardering mag wat vaker uitgesproken worden. ‘Ik ben blij dat je er bent. Ik kan altijd op jou bouwen.’ Dat hoor je niet meer van onze leidinggevenden. Die positieve bekrachtiging hoor je nergens meer. Ik weet heel goed mijn sterktes en mijn zwaktes en ik durf dat ook te benoemen. Maar ik geef ook les. Dus ik ken mijn vak heel goed. Ik wilde mijn collega’s nieuwe kennis bijbrengen over hematologie, werkgroepen opstarten, initiatief nemen om de dienst nog sterker en deskundiger te maken maar ik stootte op een negatief antwoord van de leidinggevenden. Je kan zo dikwijls initiatief en enthousiasme tonen voor je beroep maar als je telkens op een muur botst dan houdt het ook op. En dan snap ik dat mensen vertrekken of niet meer gemotiveerd zijn. Recent kwam het management terug af met een voorstel om toch een les te geven en dan dacht ik ook: ‘nu hoeft het niet meer voor mij.’ Zo ben ik dan weer wel.

 

Er zijn zo veel nieuwe collega’s gekomen en gegaan omdat die interne opleiding, die continuïteit er niet was. Ik heb dat zo vaak aangeboden: laat mij veertien dagen met jonge collega’s werken, hen opleiden, ik neem ze mee op pad. En dat is zelfs niet goedgekeurd geweest. Ik weet nog altijd niet waarom mijn voorstel is geweigerd door de leidinggevenden.

 

Ik denk niet dat er voldoende inspanningen worden geleverd door de politiek. Ik ben er zelf niet echt mee bezig maar als ik er nu over nadenk hadden we ons allemaal als beroepsgroep wat meer moeten bezighouden met beleid. We worden te veel als een evidentie beschouwd. Niet alleen door de politiek maar ook door het management. Die mensen denken en weten zeker dat we onze patiënten nooit in de steek zullen laten dus gaan ze er maar van uit dat we elke dag paraat zullen staan voor het ziekenhuis. Ik kijk ook in eigen boezem. Had ik mij maar wat meer geëngageerd. Had ik mijn stem maar laten horen samen met mijn collega’s. De politiek en het management weten niet hoe kostbaar wij zijn. Wij zijn veel te braaf, te stil en te afwezig geweest.

 

Moest de minister van Volksgezondheid mij nu uitnodigen op zijn kabinet dan zou ik vertellen dat ik meer collega’s op de werkvloer wil. Echt degelijk gekwalificeerd personeel dan. Ik wil vooral meer verpleegkundigen als collega’s. Nu worden er meer zorgkundigen ingeschakeld op de werkvloer en dat is juist ten koste van verpleegkundigen. Ik zou ook aan de minister vragen om de nieuwe collega’s niet in de steek te laten, geef ze voldoende tijd en begeleiding om in te werken. Ik heb na al die jaren nog twijfels over sommige verpleegkundige handelingen die ik moet uitvoeren bij patiënten zoals chemotherapie toedienen. Daar heb je echt continu bijscholing in nodig, er verandert zo veel in de farmaceutische wereld, dat is heel moeilijk om bij te houden. Dus ik wil ook de ruimte om mij continu bij te scholen in die materie. Maar dat kan pas gebeuren als je meer collega’s op de werkvloer hebt. Stilstaan en samen reflecteren over werk, kennis en deskundigheid zou vaker moeten aangemoedigd en georganiseerd worden. Eigenlijk is de slogan ‘meer handen aan bed’ niet correct, het moet gaan over gekwalificeerd personeel. Ik wil collega’s die nadenken en met kennis van zaken aan een bed staan.

 

Voor de rest ben ik tevreden over mijn loon dus dat is nooit een probleem geweest voor mij. Ik denk ook niet dat daarover wordt geklaagd onderling.

 

Wat moet de samenleving doen? Meer en meer zorgverleners klagen dat ze worden behandeld als dienstmeisjes. Het stigma van de verpleegkundige die onvoorwaardelijk alles moet doen voor haar patiënten leeft nog altijd voort in de samenleving. Hoe kunnen we het tij keren?

 

Ik word heel erg gewaardeerd door de patiënten en hun families. Zeker op diensten als oncologie krijg je heel veel dankbaarheid van de mensen.

 

Huishoudelijke taken horen niet bij het verpleegkundig werk. Maar als iemand mij een toiletborstel in mijn handen zou toestoppen zou ik zonder protest de toiletten poetsen. Ik was laatst nog op de dienst wc-stoelen aan het wassen en dan denk ik ook: ‘zie mij hier, met mijn master, wat ben ik hier in godsnaam aan het doen?’ Maar die wc-stoelen waren niet proper genoeg voor onze patiënten. En ik kan mij voorstellen dat jongere verpleegkundigen die taken niet willen doen en terecht ook. Zoals ik al zei, ik had sommige zaken misschien anders moeten aanpakken. Maar tegen familie van de patiënten ben ik dan wel assertief. Als ze een verpleegkundige oproepen om een fles water te brengen, dan zal ik ze eerder tonen waar de flessen liggen. Mensen denken echt dat je daarvoor op die werkvloer staat, sommigen zeggen het letterlijk: ‘daar word je toch voor betaald?’ Dat is weinig respectvol en dat zeg ik ook tegen die mensen. Hun reactie is meestal onverschillig. Gelukkig ben ik niet zo veel mensen tegengekomen.

 

Op zich vind ik het een heel positieve evolutie dat de jongere generatie mondiger is dan onze generatie. Je komt al vrij snel arrogant over als je iets weigert te doen maar het heeft eigenlijk te maken met het feit dat de mensen maar denken dat hun verwachtingen normaal zijn.

 

Je kan enkel met sensibilisering de mensen bewust maken over het takenpakket van verpleegkundigen. Misschien kan je bij opname van de patiënten infobrochures uitdelen waar je de zorgprofielen uitlegt.

 

Als je spreekt over families meer betrekken in de zorg dan moeten we eerst kijken naar onszelf. Ik zie dat nu met mijn schoonouders die in een woonzorgcentrum wonen. Van de zeven kinderen neemt niemand de was over. De was wordt gedaan door het woonzorgcentrum zelf. Dan heb je wel een aangedikte factuur elke maand. Maar niemand neemt die taak op zich. Dat is typisch ons cultuur, wij doen dat niet voor onze ouders.

 

Wat is goede zorg voor jou?

 

Goede zorg is als je de patiënt volledig hebt gescand, van boven tot onder. Wat heeft die persoon nodig van medicatie, basiszorgen zoals ochtendtoilet, wondzorg? Wat zijn de parameters? Goede zorg is dat ik alles heb gezien en alles heb kunnen doen voor mijn patiënten. Goede zorg is ook weten wat je doet, kennis over medicatie hebben bijvoorbeeld. Waarom heeft die arts dat medicament voorgeschreven en waarvoor dient het? Als ik mijn patiënt volledig heb verzorgd en hij zit comfortabel en veilig op zijn zetel, dan kan ik gerust de kamer verlaten. Goede zorg is ook alles onder controle hebben, dat je alles hebt gedaan wat in je macht lag om de patiënt te verzorgen. Observatie is zo belangrijk, anticiperen op de noden en zorgbehoeften van de patiënten is goede zorg. Mijn collega die na mij komt, die de dienst overneemt, moet die zorg kunnen verderzetten. Dat is goede zorg.

 

Ik weet ook dat ik soms te ver ga in die goede zorg, soms wil een patiënt gewoon niet gewassen worden om 7 u ’s ochtends. En dan respecteer ik zijn wens. Maar dan wil ik toch voor de zekerheid eens met een nat washandje over zijn gezicht gaan (lacht).

 

Goede zorg is ook door het vuur gaan voor mijn patiënten. Zo had ik een patiënte die een obstructie in de maag had. Ze had een maagsonde en een tracheostomie. Ze mocht niets meer eten en drinken. Maar ik heb hemel en aarde bewogen om een ijsblokje te vinden voor haar zodat ze toch de binnenkant van haar mond een beetje kon opfrissen. Kleine dingen kunnen zo groots zijn voor mensen, daar haal ik zeker voldoening uit.

 

Is het een maatschappelijke identiteit, voel je dat je meer doet dan alleen maar verzorgen?

 

Ik ben heel graag verpleegkundige. Ik denk wel dat ik een voorbeeldfunctie heb naar mijn gezin toe. Mijn twee kinderen zijn verpleegkundigen, een ander kind is arts, een dochter heeft orthopedagogie gestudeerd. Ik heb mijn kinderen altijd proberen bij te brengen dat ze moeten goed doen voor hun medemensen.

 

Mijn functie als lector heeft ook een maatschappelijk doel natuurlijk. Ik leid verpleegkundigen op. Mijn patiënten zien mijn drive ook en waarderen mij maar ik zeg altijd dat ik het geluk heb dat ik naast een bed sta en niet in een ziekenhuisbed lig.

 

Is het een roeping?

 

Ja, helemaal! Mijn overtuiging is dat het niet zomaar een job is. En dat zie je ook aan de mensen die hun job als een roeping zien. Dat klinkt nu heel zweverig misschien (lacht). Zowel het lesgeven als het verpleegkundig beroep is een roeping voor mij. Ik zou nooit een keuze kunnen maken tussen die twee.

 

 

Gerelateerde posts

Alles weergeven
Nederland en arbeidsmigratie

Binnen de muren van de zorginstellingen botsen zorgverleners op heel veel onbegrip en desinteresse. Maar hoe zit het dan buiten de...

 
 
 

1 Comment


Sara Degroe88
Sara Degroe88
Jan 16

"Van de zeven kinderen neemt niemand de was over. De was wordt gedaan door het woonzorgcentrum zelf. Dan heb je wel een aangedikte factuur elke maand. Maar niemand neemt die taak op zich. Dat is typisch ons cultuur, wij doen dat niet voor onze ouders."


Mijn moeder deed wel de was van haar ouders. Toch niet evident hoor. Elke week zo'n stinkende mand was in de auto. Urine, dat ruik je namelijk. De hele waskamer stonk daar thuis ook naar. Heel plezant als dan net de buurvrouw binnensprong. Ik zou zelf dus echt niet willen dat mijn kinderen later mijn vuile onderbroeken wassen. En ja, dat is duur als je dat laat doen, maar dat wordt toch gewoon van de…


Like
bottom of page