Vrijheid laat zich niet muilkorven.
- pinarakbas
- 14 minuten geleden
- 3 minuten om te lezen
Afgelopen zondag vond in Brussel een politieke rally plaats van de Turkse oppositiepartij, met sprekers uit de Europese politiek zoals de Italiaanse socialist en Europarlementariër Dario Nardella, en de Brusselse burgemeester Philippe Close. Close sprak enkele woorden Turks en toonde zich solidair met Ekrem İmamoğlu — de verkozen burgemeester van Istanbul, die al meer dan 200 dagen onterecht vastzit in de beruchte gevangenis van Silivri.
Silivri is geen gewone gevangenis. Het is het symbool geworden van Erdogans repressie. Journalisten, oppositieleden, studenten, mensenrechtenverdedigers — allen opgesloten omdat ze opkwamen voor democratie en rechtvaardigheid. İmamoğlu is slechts één gezicht van het verzet dat het regime probeert te breken, maar dat steeds sterker lijkt terug te vechten.
De angst van Erdogan is voelbaar. En die angst is terecht. Het Turkse volk is zijn antidemocratische grillen meer dan beu. De roep om vrijheid — om te leven als trotse Turken: onafhankelijk, vrij en seculier — klinkt steeds luider, van de straten van Istanbul tot op de pleinen van Brussel. Tijdens de rally hield iemand een bord omhoog waarop stond: “Wees niet bang, joh, wij zijn het maar — het volk.” Een simpele zin, maar met een kracht die elke dictator doet beven.
In straatreportages uit Ankara, Istanbul, en zelfs uit het Anatolische binnenland, komt dezelfde frustratie terug: de eindeloze inflatie, de verloedering van onderwijs en arbeidsmarkt, de opmars van religieuze charlatans, de straffeloosheid van drugsbaronnen die hun macht uitbreiden onder het oog van een staat die niet langer beschermt, maar onderdrukt.
De rechtsstaat is in vrije val. Vrouwen- en kinderrechten bestaan nauwelijks nog. Er is een georganiseerde campagne van gesluierde vrouwen om anderen te overtuigen zich te bedekken — met zachte én harde hand. Op straat zie je vrouwen met borden: “Zou jij een leven als gesluierde moslima zien zitten?” Maar stel dat een seculiere vrouw diezelfde vraag zou stellen aan een gesluierde vrouw? Dan zou de hel losbreken.
Nog verontrustender zijn de beelden van jonge vrouwen met korte rokken die publiekelijk vernederd en zelfs fysiek aangevallen worden door gesluierde vrouwen, zonder enige juridische gevolgen. Terwijl justitie toekijkt, worden vrouwen onderworpen aan religieuze zelfjustitie. Het recht om vrij zichtbaar te zijn als vrouw, als seculier persoon, als individu — wordt elke dag verder ondergraven.
Het volk is dit beu. Het wil rechtvaardigheid. Het wil leven zoals het zelf kiest: vrij, fier, Turks. Want, zoals velen zeggen: “Wij zijn in de eerste plaats Turk. Wij onderwerpen ons niet aan een ideologie die meer moskeeën wil en minder scholen. Dat zijn wij niet. En niemand — geen leider, geen religie, geen buitenlandse agenda — zal ons DNA veranderen.”
Het is opvallend hoeveel modale Turken ooit op Erdogan stemden omdat hij verandering beloofde. Omdat hij opstond tegen het onrecht dat gesluierde vrouwen ondervonden in universiteiten en instellingen. Maar wat velen niet zagen aankomen, was dat religieuze vrijheid geen vrijheid tout court werd — maar een instrument voor meer repressie. Vrijheid werd in Erdogan’s Turkije geruild voor gehoorzaamheid. Dat was niet het plan.
En toch blijft een deel van de bevolking hardnekkig trouw aan hem. Ze erkennen de inflatie, de armoede, het falen van het beleid — maar blijven zeggen: "Als Erdogan valt, valt Turkije. We hebben meer godsdienst nodig, niet minder." Het is electorale hardnekkigheid die grenst aan religieus fanatisme.
In een recente straatreportage werd een passant gevraagd om een gebed op te zeggen. Zijn antwoord was helder: “Vraag me liever wat brood kost, of een kilo gehakt, of de elektriciteitsrekening. Want ik heb honger.” Het deed me denken aan de woorden van priester Daens, die zijn volk citeerde: "Ik heb honger!" Woorden die weerklonken in kerken waar religieuze leiders de ogen sloten voor de armoede die hen omringde. Vandaag is Turkije dat land geworden.
Ik was zondag op de rally in Brussel, omdat ik niet meer naar mijn land kan. Klik-Turken in Vlaanderen en Nederland zorgen ervoor dat ik niet veilig ben in het land waar mijn ouders geboren zijn. Erdogan is bang voor mij — een vrouw, een democrate, verliefd op de idealen van Atatürk. Een stem. Een persoon. En die stem kan hij niet verdragen.
Maar er staan miljoenen andere stemmen op in Turkije. Vrouwen, studenten, jongeren. En zij schreeuwen luider dan ooit. Want zijn grootste nachtmerrie is geen staatsgreep. Het is geen sanctie. Het is vrijheid. Vrijheid kan je niet opsluiten. Vrijheid kan je niet dempen. Vrijheid is weten dat je stem waarde heeft — dat de kracht van één stem onmeetbaar is.
Zoals Ekrem İmamoğlu, opgesloten in zijn cel van 12 vierkante meter, tijdens zijn proces zei: “Ik ben vrij in mijn cel. Hij mag barsten in zijn paleis.”
