Het plafond toonde barsten, één Tl-buis flikkerde wanhopig en zorgde voor afleiding terwijl ik mijn ogen moest sluiten en mij moest concentreren op mijn ontspanning na mijn yoga-inspanning. De persoon naast mij lag met zijn ogen dicht en met een ontspannen grijns op zijn smoel, zichtbaar intens aan het genieten van de laatste minuten van de les. Pakken wat ik krijgen kan, leek hij wel te denken. Ik lag met mijn armen en benen gespreid op mijn mat en schikte mijn takenlijst in mijn hoofd. Werkloos zijn gaf een mens zeeën van tijd en opties maar ook een stempel in deze maatschappij. Niet werken was geen optie, je moest presteren en liefst nog uitpakken op je sociale media met de waanzinnigste uren die je in een week had geklopt. Maar ik wilde gewoon even rust, met rust gelaten worden, Ik wilde dat men mij een welverdiende rust gunde voor een bepaalde tijd. In een wereld waar politici zich riante pensioenen uitkeren met één handtekening van de bevoegde minister van Pensioenen was de gewone mens een sukkelaar die verplicht was zich aan te bieden bij de VDAB, de Vlaamse dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, om zich tot aan zijn pensioen te onderwerpen aan de sleur van het leven. En dat voor een karig pensioentje om de laatste jaren van zijn leven rond te komen in een prijzige serviceflat van de stad. Prima, ik was plichtsbewust. Ik zou een afspraak maken bij de VDAB. Ik zou dan kijken op het internet naar vacatures. Ik zou een lijst maken van alles wat ik wilde doen in mijn leven. Ik was 32 jaar en wist nog altijd niet wat ik wilde doen in dit krankzinnig leven dat mij tot nu toe niet erg gunstig was geweest. Ik had een vechtscheiding achter de rug en een hypotheek om af te lossen. Ik zou een doel voor ogen hebben en mezelf smijten op een project dat mij tot aan mijn pensioen een garantie zou bieden op een vaste betrekking. Ik was het beu om te werken voor internationale beursgenoteerde bedrijven die te zuinig waren met het uitdelen van vaste contracten, ook al werkte ik vijftig uren per week, ik ploeterde voort met tijdelijke contracten van zes maanden die telkens verlengd werden. Mijn handicap was het ontbreken van het juiste diploma, zei men. Ik had mij ingewerkt in de materie, dossiers ingestudeerd en ik had een klantenportefeuille tot in Australië. Ik kreeg grondige en positieve evaluaties van mijn leidinggevende die mij overigens aanspoorde om te solliciteren voor zijn functie die vrijkwam. Maar de Amerikaanse CEO in New York, die ik nog nooit had ontmoet, vond mij niet capabel genoeg. Een nieuwe manager op de Belgische vestiging gaf mij zijn meest hartelijke handdruk en stuurde mij met een sussend woordje terug naar mijn bureau. Mijn collega’s hadden de snoepautomaat leeggeplunderd waardoor mijn bureau een tijdelijke snoepwinkel was geworden. Iedereen weet dat M&M’s en Maltesers de grootste troostsnoepjes zijn bij een ontslag. Ooit al eens de smaak van chocolade gemengd met zilte tranen geproefd? Ik nam die avond afscheid van mijn collega’s en liep met een tas vol chocolade naar mijn auto. Ik keek om en besefte dat ik een job verliet die ik voor de eerste keer in mijn leven met enorm veel passie had uitgevoerd. Ik hoorde thuis in dat sombere gebouw met zijn lelijke bedrijfslogo. Maar ik wist ook dat ik snel een nieuwe job zou vinden. Ik had immers ervaring opgebouwd, sprak een paar vreemde talen en was leergierig. Ik dacht geen minuut aan de uitdagingen op de arbeidsmarkt voor werkgevers en werknemers. Ford Genk kondigde op dat moment zijn sluiting aan en de fixatie op diploma’s was groter dan de interesse voor capaciteiten in dit land. Ik had werkelijk geen idee.
De yoga-docente, die tijdens de les haar yoga-stem had gebruikt, was nu terug de vrolijke, kwetterende stuiterbal die haar studenten uitnodigde voor een theetje en een babbel. Ik hees mezelf op en probeerde mijn yogamat op te rollen. Iedereen lachte, ik voelde een druppel langs mijn wang glijden. Het was geen zweetdruppel maar een traandruppel. Ik had na de les onbewust en in stilte gehuild. Iedereen ontspande, ik verkrampte altijd na de les. Ik wandelde terug naar mijn appartement met mijn yogamat op mijn rug en mijn blik op de grond gericht. Mijn zoveelste wandeling naar huis waar ik mijn route weer onbewust verlengde omdat ik er niet bij was met mijn hoofd.
Thuis warmde ik wat havermout op en zette ik een kopje thee. Nog in mijn yoga-outfit installeerde ik mij achter mijn laptop. Ik zocht op de website van de VDAB naar opleidingen die ze aanboden voor mensen die misschien de weg kwijt waren op de arbeidsmarkt of die overweldigd waren door het aantal vereisten voor een job als administratief bediende in een kleine KMO in Limburg. Om een kopie te maken of een dossier te klasseren verwachtten werkgevers een masterdiploma, ervaring en kennis van drie verschillende talen. Ik stuitte op de lijst met knelpuntberoepen en stuurde een mail naar een algemeen adres van de VDAB waarna ik meteen een uitnodiging kreeg voor een intakegesprek voor de opleiding verpleegkunde.
Ik moest meteen denken aan een gesprek dat had plaatsgevonden tussen mijn broer en mij een aantal jaren geleden. Ik zat vast, had ambitie maar geen toekomstperspectieven bij mijn toenmalige werkgever en mijn broer stelde voor om mij eens te informeren over de opleiding verpleegkunde. Het was een knelpuntberoep en ze zochten heel veel mensen, zei hij.
‘Fantastisch toch, je studeert drie jaar en je wordt er ook nog eens voor betaald. En ondertussen kan je voor jezelf uitmaken wat je echt wilt doen in je leven. En hoe moeilijk kan die studie nou zijn?’
Wat ik opmerkelijk vond was dat ik onmiddellijk uitgenodigd werd voor de opleiding van verpleegkunde zonder dat ik een consulent had gesproken die mij over andere mogelijkheden kon informeren. Dus ik noteerde de datum in mijn agenda en zocht wat informatie op over de studie. Je had twee mogelijkheden: je kon kiezen voor een driejarige bachelor of een driejarige HBO 5-opleiding hoger beroepsonderwijs. Dit type onderwijs was ingericht in modulair onderwijs en zorgde voor meerdere examenperiodes, een nauwe begeleiding en meer praktijkervaring. Je studeerde af als gegradueerde verpleegkundige. En aangezien ik totaal geen ervaring had in de sector leek mij het modulair onderwijs realistisch. Wie weet kon ik misschien nog verder studeren om mijn bachelorsdiploma te halen? Of misschien was ik gewoon naïef geweest, alweer.
De datum voor het intakegesprek naderde en in een mail van de VDAB werd mij gevraagd om mijn motivatie grondig voor te bereiden. Die had ik toen niet, wat zou ik ook kunnen antwoorden?
‘Ja, jullie hebben mij uitgenodigd, ik ben werkzoekende en ik ben verplicht om op alle uitnodigingen van de VDAB in te gaan dus hier ben ik dan.’
Ik volgde ondertussen ook de vacatures op de arbeidsmarkt, had mijn CV op alle databanken gepubliceerd. Interimkantoren belden mij op om te vragen of ik als heftruckchauffeur kon werken in een magazijn terwijl ik in een vorige job een magazijn enkel had betreden om de magazijnmedewerkers instructies te geven over een bestelling van een klant. Ik had verschillende coördinerende functies uitgeoefend, in internationale bedrijven gewerkt maar het algoritme koos de vacature van heftruckchauffeur uit voor mij. Bijzonder. Interimkantoren belden mij op om te vragen of ik geïnteresseerd was in hun vacatures. Ik was geïnteresseerd in alles dus ik luisterde naar het aarzelende piepstemmetje aan de andere kant van de lijn dat zich afvroeg of het niveau van mijn Frans eigenlijk voldoende was voor hun vacatures. Dus ik stelde, in het Frans, voor om het gesprek dan ook maar in die taal verder te zetten. Het was stil aan de andere kant van de lijn, het piepstemmetje verdween en ik hoorde enkel nog de achtergrondgeluiden van de vuilniswagen die in mijn straat voorbijreed. Maar ze was er nog en antwoordde in het Nederlands dat ze mij wel geloofde als ik zei dat ik Frans kon spreken. Ik heb haar nooit meer gehoord na dat gesprek in het Frans.
De dag voor het intakegesprek had de VDAB een introductiesessie georganiseerd over het beroep van zorgkundige en verpleegkundige. Ik zat er tussen jonge en oudere mensen die, net zoals ik, op zoek waren naar een gegarandeerde toekomst op de arbeidsmarkt tot aan een realistische pensioengerechtigde leeftijd. Er waren ook mensen van de Ford-fabriek in Genk aanwezig op de sessie. Ik zag de vermoeidheid van de arbeiders op hun gezichten en was eigenlijk nieuwsgierig naar hun motivatie. Enerzijds was het bewonderenswaardig en dapper van ons allemaal maar anderzijds was het toch wel bedenkelijk om te kiezen voor een knelpuntberoep waar je ook nog eens drie jaar voor moest studeren. Er is een reden waarom een beroep een knelpuntberoep wordt. Dertig jaar van hun leven hadden deze arbeiders gesleten, opgeofferd aan een autobouwer, met de nodige hernia-, rug- en schouderklachten maar nu werden ze uitgenodigd om een job te kiezen die hun gezondheidsproblemen nog meer zou uitbreiden. Mensen, die nog nooit hadden gestudeerd, werden uitgenodigd een driejarige opleiding aan te vangen om de arbeidskrapte in de zorgsector in te dijken. Echt veel enthousiasme zag ik niet, enkelingen onder de Ford-arbeiders waren enthousiast. Misschien te enthousiast voor het onbekende. Die enkele enthousiastelingen waren na de sessie wel niet meer zo enthousiast of hadden hun studie halverwege beëindigd. Naar aanleiding van dit boek vroeg ik aan de studiedienst van de VDAB of ze cijfers hadden van het aantal Ford-arbeiders die de opleiding hadden afgerond maar ik ving bot. In een informeel gesprek met een vakbondsafgevaardigde die nauw betrokken was bij de tewerkstelling van de Ford-arbeiders leerde ik dat er drie personen aan de opleiding tot verpleegkundige waren gestart indertijd. Eén persoon zou de opleiding effectief afgerond hebben en ook gewerkt hebben als verpleegkundige gedurende een halfjaar. Na dat halfjaar zou ze andere oorden hebben opgezocht, niet meer in de zorgsector dus. Ik wil hier vooral geen boek met statistieken en grafieken schrijven maar het is wel veelbetekenend om aan te tonen hoe de VDAB op die wijze te werk is gegaan. Mensen die totaal geen affiniteit hadden met de zorgsector werden in die tijd richting een job begeleid waar ze verwacht werden met een hart voor de zorg te kiezen. Later zou ik die indruk op school ook vaak krijgen als we werden gestimuleerd om vooral te kiezen voor bepaalde disciplines in de zorgsector waar de zorgzwaarte niet meer houdbaar was voor de professionals maar daarover meer in de volgende hoofdstukken.
Terug naar de introductiesessie. Er waren twee consulenten die ons vertelden over de uitdagingen in de sector, de moeilijkheidsgraad van de studie, de praktische regelingen en het statuut als VDAB-student. Wat ik merkte was dat de consulenten zeer realistisch waren over de uitdagingen in de sector. Ja, het was een zware job. Het was een moeilijke studie. Als professional zouden we twee weekenden per maand werken, de uurroosters waren niet logisch en de nachtdiensten zouden in je kleren kruipen. Na de sessie reed ik rechtstreeks door naar mijn ouders en vertelde over de introductiesessie. Een bedenkelijke blik, een ongemakkelijke hoest en een stilte die onderbroken werd door mijn moeder met een vraag die mijn carrière als toekomstige verpleegkundige voorspelde.
‘Ga je drie jaar studeren om bedden op te maken, bedpannen te kuisen en maaltijden rond te brengen?’
Mijn vader was ook sceptisch. Zijn ervaringen met norse verpleegkundigen in het ziekenhuis na het verwijderen van een kwaadaardige tumor in zijn darmen was ook niet bepaald aangenaam geweest, probeerde hij tactvol.
De volgende dag had ik een intakegesprek met dezelfde consulenten. Ik was er zeker van dat mijn motivatie hen niet zou overtuigen. Ik had nooit over het beroep van verpleegkundige gedacht tot nu toe. De ochtend brak aan, het was koud en donker. Ik liep nog slaapdronken naar het venster en sloeg de gordijnen open. Een wagentje van het Wit-Gele Kruis sjeesde op een onverantwoord vroeg uur voorbij mijn straat terwijl ik knus in mijn pyjama mijn ochtendkoffie naar binnen slurpte.
‘Dat moet een thuisverpleegkundige zijn’, fluisterde ik tegen niemand in het bijzonder.
We hadden tijdens de introductiesessie over de verschillende richtingen in de zorgsector geleerd. Je kon afstuderen in de ziekenhuisverpleegkunde, in de ouderenzorg, in de psychiatrie en in de thuiszorg. Voor specialisaties en beroepstitels zoals pediatrie, intensieve zorgen, spoed en nog andere specialisaties in de verpleegkunde zouden we verder moeten studeren maar dat was muziek voor later.
Het was vreemd maar ik had nog nooit zo lang stilgestaan bij het beroep of het profiel van een verpleegkundige. Voor mij waren verpleegkundigen mensen die bruut en nors waren. Ik had mijn kindertijd te vaak in ziekenhuiskamers doorgebracht waar mijn enige contacten verpleegkundigen waren die niet echt kindvriendelijk waren. Ik had uren in mijn eigen braaksel doorgebracht als kind van vijf jaar. Mijn armen waren doorprikt door hardhandige verpleegkundigen die geen ader konden vinden om bloed af te nemen toen ik acht jaar was. Op veertienjarige leeftijd had ik in het ziekenhuis een blaasontsteking opgelopen waardoor ik de nacht met een pijnlijk volle blaas had getrotseerd. Ik had de nachtverpleegkundige gevraagd of ze een dokter kon bellen want mijn blaas stond op ontploffen en het enige advies dat ze mij kon geven was om wat te gaan wandelen in de gang. Ik stapte gebukt en verkrampt terug naar mijn kamer. Het zou nog tot de late voormiddag duren eer ze mij zouden sonderen. Hardhandig mijn persoonlijke en lichamelijke integriteit binnendringend, zonder uitleg. Er waren drie verpleegkundigen in mijn kamer die mijn armen en benen vasthielden. De andere verpleegkundige bracht de sonde in mij. Ik was verstomd door deze kille en hardvochtige benadering.
‘Dat viel toch mee’, zei de verpleegkundige die vond dat ik de nachtverpleegkundige voor niets had gestoord.
Tot op de dag van vandaag sterf ik elke keer als ik een blaassonde moet inbrengen bij iemand. Ik zal die brandende pijn nooit vergeten. Ik herbeleef elke keer die marteling van 1994 als ik een patiënt moet sonderen.
Ik zou het anders aanpakken. Ik zou de mensen behandelen als mensen, zoals het hoorde. Ik zou mijn traumatische ervaringen in de zorgsector als patiënt ombuigen naar iets positiefs. Ik zou een verpleegkundige worden die mensen zou verzorgen en niet zou martelen. Ik zou een verpleegkundige worden voor de mensen! En dat werd mijn motivatie tijdens mijn intakegesprek. Vreemd genoeg slaagde ik voor de selectie. Ik zou verpleegkunde studeren vanuit een idealisme vertrekkende vanuit een trauma. Na het gesprek ging ik naar de winkel om schoolmateriaal te kopen. Een schooltas was ook nodig. Mijn laptop werkte zeer traag maar ik zou het nog drie jaar kunnen rekken. Ik had de toelating om mij in te schrijven in een school naar keuze. Ik koos voor een praktische oplossing, een school die op wandelafstand was. Na mijn inschrijving kreeg ik mijn lessenrooster en instructies om handboeken te kopen. De datum naderde en ik merkte bij mezelf ook wel een soort enthousiasme op voor een nieuwe opleiding en een nieuwe richting in mijn leven. En zoals altijd zou ik mij gooien op alle projecten die ik voor mezelf uitstippelde. Project Verpleegkunde was interessant en intellectueel uitdagend. En ik zou ook aan mijn ouders bewijzen dat het beroep meer was dan een dienstmeid zijn voor onbekende mensen. Deze studie was wetenschappelijk onderbouwd. We zouden over ziektebeelden en behandelingen leren. Wij, een nieuwe generatie verpleegkundigen, zouden de rechterhanden van de artsen worden. De ogen en oren van de artsen en de belangenbehartigers van kwetsbare, zorgbehoevende mensen. Ik romantiseerde het beroep. Florence Nightingale was herrezen. Maar de romantiek vervaagde al snel na mijn eerste stappen in het werkveld als stagiaire.
Ik ben benieuwd naar wat nog volgt….